Nederlands
Sorah Al-Fath ( The Victory ) - Verses Number 29
إِنَّا فَتَحْنَا لَكَ فَتْحًا مُّبِينًا
( 1 )
Waarlijk, wij hebben u eene duidelijke overwinning geschonken.
لِّيَغْفِرَ لَكَ اللَّهُ مَا تَقَدَّمَ مِن ذَنبِكَ وَمَا تَأَخَّرَ وَيُتِمَّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكَ وَيَهْدِيَكَ صِرَاطًا مُّسْتَقِيمًا
( 2 )
Dat God u uwe voorgaande en uwe toekomstige zonde moge vergeven, en zijne gunst omtrent u moge volmaken, en u richten op den rechten weg.
وَيَنصُرَكَ اللَّهُ نَصْرًا عَزِيزًا
( 3 )
En dat God u ondersteune met eene machtige hulp.
هُوَ الَّذِي أَنزَلَ السَّكِينَةَ فِي قُلُوبِ الْمُؤْمِنِينَ لِيَزْدَادُوا إِيمَانًا مَّعَ إِيمَانِهِمْ ۗ وَلِلَّهِ جُنُودُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ وَكَانَ اللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًا
( 4 )
Hij is het die in de harten der ware geloovigen volkomen gerustheid nederzendt, opdat zij in geloof mogen toenemen boven hun vroeger geloof (de heerscharen van hemel en aarde zijn Godes, en God is alwetend en wijs).
لِّيُدْخِلَ الْمُؤْمِنِينَ وَالْمُؤْمِنَاتِ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَيُكَفِّرَ عَنْهُمْ سَيِّئَاتِهِمْ ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عِندَ اللَّهِ فَوْزًا عَظِيمًا
( 5 )
Dat hij de ware geloovigen van beiderlei kunne in tuinen leide, waardoor rivieren stroomen, om daarin voor eeuwig te wonen, en dat hij hen reinige van hunne slechte daden. Dit zal eene groote gelukzaligheid van God wezen.
وَيُعَذِّبَ الْمُنَافِقِينَ وَالْمُنَافِقَاتِ وَالْمُشْرِكِينَ وَالْمُشْرِكَاتِ الظَّانِّينَ بِاللَّهِ ظَنَّ السَّوْءِ ۚ عَلَيْهِمْ دَائِرَةُ السَّوْءِ ۖ وَغَضِبَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ وَلَعَنَهُمْ وَأَعَدَّ لَهُمْ جَهَنَّمَ ۖ وَسَاءَتْ مَصِيرًا
( 6 )
Hij zal de huichelachtige mannen en de huichelachtige vrouwen straffen, en de afgodendienaars en de afgodendienaressen, die eene slechte meening van God hebben. Zij zullen den tegenspoed ondervinden, en God zal toornig omtrent hen zijn en hen vloeken; hij heeft de hel voor hen gereed gemaakt, dat zal een ellendig verblijf wezen.
وَلِلَّهِ جُنُودُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ وَكَانَ اللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًا
( 7 )
Aan God behooren de heerscharen van hemel en aarde; en God is machtig en wijs.
إِنَّا أَرْسَلْنَاكَ شَاهِدًا وَمُبَشِّرًا وَنَذِيرًا
( 8 )
Waarlijk, wij hebben u gezonden, om een getuige te wezen, een brenger van goede tijdingen en aankondiger van bedreigingen.
لِّتُؤْمِنُوا بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ وَتُعَزِّرُوهُ وَتُوَقِّرُوهُ وَتُسَبِّحُوهُ بُكْرَةً وَأَصِيلًا
( 9 )
Opdat gij, o menschen! in God en zijnen gezant zoudt gelooven, hem bijstaan en eerbiedigen, en hem des ochtends en des avonds prijzen zoudt.
إِنَّ الَّذِينَ يُبَايِعُونَكَ إِنَّمَا يُبَايِعُونَ اللَّهَ يَدُ اللَّهِ فَوْقَ أَيْدِيهِمْ ۚ فَمَن نَّكَثَ فَإِنَّمَا يَنكُثُ عَلَىٰ نَفْسِهِ ۖ وَمَنْ أَوْفَىٰ بِمَا عَاهَدَ عَلَيْهُ اللَّهَ فَسَيُؤْتِيهِ أَجْرًا عَظِيمًا
( 10 )
Waarlijk, zij die valsch zweren onder u, zweren valsch bij God, en de hand van God rust op hunne handen. Hij die zijn eed zal schenden, zal die slechts ten nadeele zijner eigene ziel schenden; maar hij die doet, waartoe hij zich tegenover God heeft verbonden. God zal hem eene heerlijke belooning schenken.
سَيَقُولُ لَكَ الْمُخَلَّفُونَ مِنَ الْأَعْرَابِ شَغَلَتْنَا أَمْوَالُنَا وَأَهْلُونَا فَاسْتَغْفِرْ لَنَا ۚ يَقُولُونَ بِأَلْسِنَتِهِم مَّا لَيْسَ فِي قُلُوبِهِمْ ۚ قُلْ فَمَن يَمْلِكُ لَكُم مِّنَ اللَّهِ شَيْئًا إِنْ أَرَادَ بِكُمْ ضَرًّا أَوْ أَرَادَ بِكُمْ نَفْعًا ۚ بَلْ كَانَ اللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًا
( 11 )
De Arabieren van de woestijn, die achtergelaten werden, zullen tot u zeggen: Ons vermogen en onze gezinnen eischen onze tegenwoordigheid, zoodat wij niet met u ten krijg trekken; vraag dus vergiffenis voor ons. Zij spreken datgene met hunne tongen, wat niet in hunne harten is. Antwoord: Wie zal in staat zijn, eenig tegenovergesteld ding voor u van God te verkrijgen, indien het hem behaagt, u te bedroeven, of zoo het hem behaagt, barmhartig omtrent u te zijn? Ja, waarlijk, God is wel bekend met hetgeen gij doet.
بَلْ ظَنَنتُمْ أَن لَّن يَنقَلِبَ الرَّسُولُ وَالْمُؤْمِنُونَ إِلَىٰ أَهْلِيهِمْ أَبَدًا وَزُيِّنَ ذَٰلِكَ فِي قُلُوبِكُمْ وَظَنَنتُمْ ظَنَّ السَّوْءِ وَكُنتُمْ قَوْمًا بُورًا
( 12 )
Waarlijk, gij hebt u verbeeld, dat de gezant en de ware geloovigen nimmer tot hunne gezinnen zouden terugkeeren, en dit was voor uwe harten behagelijk gemaakt; maar gij zijt een verdorven volk.
وَمَن لَّمْ يُؤْمِن بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ فَإِنَّا أَعْتَدْنَا لِلْكَافِرِينَ سَعِيرًا
( 13 )
Zij die in God en zijn gezant gelooven, weten, dat wij een brandend vuur voor de ongeloovigen hebben gereed gemaakt.
وَلِلَّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ يَغْفِرُ لِمَن يَشَاءُ وَيُعَذِّبُ مَن يَشَاءُ ۚ وَكَانَ اللَّهُ غَفُورًا رَّحِيمًا
( 14 )
Aan God behoort het koninkrijk van hemel en aarde; hij schenkt dengene vergiffenis die hem behaagt, en hij straft naar zijn welbehagen; en God is geneigd tot vergeven en barmhartig.
سَيَقُولُ الْمُخَلَّفُونَ إِذَا انطَلَقْتُمْ إِلَىٰ مَغَانِمَ لِتَأْخُذُوهَا ذَرُونَا نَتَّبِعْكُمْ ۖ يُرِيدُونَ أَن يُبَدِّلُوا كَلَامَ اللَّهِ ۚ قُل لَّن تَتَّبِعُونَا كَذَٰلِكُمْ قَالَ اللَّهُ مِن قَبْلُ ۖ فَسَيَقُولُونَ بَلْ تَحْسُدُونَنَا ۚ بَلْ كَانُوا لَا يَفْقَهُونَ إِلَّا قَلِيلًا
( 15 )
Zij die achtergelaten werden, zullen zeggen, als gij weggaat om den buit te halen, sta ons toe u te volgen. Zij trachten Gods woord te veranderen. Zeg: Gij zult ons niet volgen: zoo heeft God vroeger gezegd. Zij zullen hernemen: Neen, gij benijdt ons een deel van den buit. Doch zij zijn lieden van beperkt verstand.
قُل لِّلْمُخَلَّفِينَ مِنَ الْأَعْرَابِ سَتُدْعَوْنَ إِلَىٰ قَوْمٍ أُولِي بَأْسٍ شَدِيدٍ تُقَاتِلُونَهُمْ أَوْ يُسْلِمُونَ ۖ فَإِن تُطِيعُوا يُؤْتِكُمُ اللَّهُ أَجْرًا حَسَنًا ۖ وَإِن تَتَوَلَّوْا كَمَا تَوَلَّيْتُم مِّن قَبْلُ يُعَذِّبْكُمْ عَذَابًا أَلِيمًا
( 16 )
Zeg tot de Arabieren van de woestijn, die achtergelaten werden: Gij zult tegen een machtig en oorlogszuchtig volk worden opgeroepen; en gij zult tegen hen kampen, tot zij den Islam zullen belijden. Indien gij gehoorzaamt, zal God u eene glansrijke belooning geven; maar indien gij u afwendt, zooals gij u vroeger hebt afgewend, zal hij u met eene gestrenge kastijding straffen.
لَّيْسَ عَلَى الْأَعْمَىٰ حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْأَعْرَجِ حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْمَرِيضِ حَرَجٌ ۗ وَمَن يُطِعِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ يُدْخِلْهُ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ۖ وَمَن يَتَوَلَّ يُعَذِّبْهُ عَذَابًا أَلِيمًا
( 17 )
Het zal geene misdaad voor den blinde, noch zal het eene misdaad voor den lamme, noch zal het eene misdaad voor den zieke zijn, indien zij niet ten oorlog trekken; en wie God en zijn gezant zal gehoorzamen, zal door hem in tuinen geleid worden, waardoor rivieren stroomen; maar wie zich afwendt, zal door hem met eene gestrenge kastijding gestraft worden.
لَّقَدْ رَضِيَ اللَّهُ عَنِ الْمُؤْمِنِينَ إِذْ يُبَايِعُونَكَ تَحْتَ الشَّجَرَةِ فَعَلِمَ مَا فِي قُلُوبِهِمْ فَأَنزَلَ السَّكِينَةَ عَلَيْهِمْ وَأَثَابَهُمْ فَتْحًا قَرِيبًا
( 18 )
God was den waren geloovigen genegen, toen zij u getrouwheid zwoeren onder den boom, en hij kende datgene, wat in hunne harten was; daarom zond hij gerustheid des gemoeds op hen neder, en beloonde hij hen met eene spoedige overwinning.
وَمَغَانِمَ كَثِيرَةً يَأْخُذُونَهَا ۗ وَكَانَ اللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًا
( 19 )
En den grooten buit dien zij bemeesterden; want God is machtig en wijs.
وَعَدَكُمُ اللَّهُ مَغَانِمَ كَثِيرَةً تَأْخُذُونَهَا فَعَجَّلَ لَكُمْ هَٰذِهِ وَكَفَّ أَيْدِيَ النَّاسِ عَنكُمْ وَلِتَكُونَ آيَةً لِّلْمُؤْمِنِينَ وَيَهْدِيَكُمْ صِرَاطًا مُّسْتَقِيمًا
( 20 )
God beloofde u, dat gij een grooten buit zoudt verkrijgen, en hij gaf u dezen werkelijk en hij hield de handen der menschen van u terug , opdat het een teeken voor de ware geloovigen zou zijn, en om u op den rechten weg te leiden.
وَأُخْرَىٰ لَمْ تَقْدِرُوا عَلَيْهَا قَدْ أَحَاطَ اللَّهُ بِهَا ۚ وَكَانَ اللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرًا
( 21 )
Hij beloofde u ook anderen buit, dien gij nog niet in staat waart te verkrijgen; maar nu heeft God dien voor u ingesloten; en God is almachtig.
وَلَوْ قَاتَلَكُمُ الَّذِينَ كَفَرُوا لَوَلَّوُا الْأَدْبَارَ ثُمَّ لَا يَجِدُونَ وَلِيًّا وَلَا نَصِيرًا
( 22 )
Indien de ongeloovige bewoners van Mekka tegen u hadden gevochten, waarlijk, zij zouden u hunne ruggen toegewend, en zouden geen beschermer of ondersteuner gevonden hebben.
سُنَّةَ اللَّهِ الَّتِي قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلُ ۖ وَلَن تَجِدَ لِسُنَّةِ اللَّهِ تَبْدِيلًا
( 23 )
Overeenkomstig het bevel van God, dat vroeger op de tegenstanders der profeten werd ten uitvoer gebracht; want gij zult geenerlei verandering in Gods gebod vinden.
وَهُوَ الَّذِي كَفَّ أَيْدِيَهُمْ عَنكُمْ وَأَيْدِيَكُمْ عَنْهُم بِبَطْنِ مَكَّةَ مِن بَعْدِ أَنْ أَظْفَرَكُمْ عَلَيْهِمْ ۚ وَكَانَ اللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرًا
( 24 )
Hij was het die hunne handen van u afhield, en hen voor de uwe beschermde, in de vallei van Mekka, nadat hij u de overwinning over hen had geschonken ; en God zag hetgeen gij deedt.
هُمُ الَّذِينَ كَفَرُوا وَصَدُّوكُمْ عَنِ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَالْهَدْيَ مَعْكُوفًا أَن يَبْلُغَ مَحِلَّهُ ۚ وَلَوْلَا رِجَالٌ مُّؤْمِنُونَ وَنِسَاءٌ مُّؤْمِنَاتٌ لَّمْ تَعْلَمُوهُمْ أَن تَطَئُوهُمْ فَتُصِيبَكُم مِّنْهُم مَّعَرَّةٌ بِغَيْرِ عِلْمٍ ۖ لِّيُدْخِلَ اللَّهُ فِي رَحْمَتِهِ مَن يَشَاءُ ۚ لَوْ تَزَيَّلُوا لَعَذَّبْنَا الَّذِينَ كَفَرُوا مِنْهُمْ عَذَابًا أَلِيمًا
( 25 )
Zij die niet gelooven, verhinderen u den heiligen tempel te bezoeken, en houden u zoodoende van het offeren terug, opdat het niet op de plaats aankome waar het geofferd moest worden. Ware het niet, dat gij verscheiden ware geloovigen van beiderlei kunne met voeten hadt getreden, daar zij met de ongeloovigen ondereen verzameld waren, en dat daarom eene misdaad ten hunnen opzichte op u zou hebben gerust, zonder dat gij het wist, dan zou hij uwe handen van hen niet hebben afgehouden; maar dit geschiedde, opdat God dengeen die hem behaagde, in zijne genade zou kunnen leiden. Indien zij van elkander afgescheiden waren geweest, zonden wij diegenen hunner, welke niet geloofden, streng gekastijd hebben.
إِذْ جَعَلَ الَّذِينَ كَفَرُوا فِي قُلُوبِهِمُ الْحَمِيَّةَ حَمِيَّةَ الْجَاهِلِيَّةِ فَأَنزَلَ اللَّهُ سَكِينَتَهُ عَلَىٰ رَسُولِهِ وَعَلَى الْمُؤْمِنِينَ وَأَلْزَمَهُمْ كَلِمَةَ التَّقْوَىٰ وَكَانُوا أَحَقَّ بِهَا وَأَهْلَهَا ۚ وَكَانَ اللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمًا
( 26 )
Terwijl de ongeloovigen in hunne harten een blinde woede, de woede der onwetenden koesterden, zond God vrede op den profeet en de geloovigen neder, en bevestigde het woord der godsvrucht vast in hen, en zij waren de waardigsten van hen, en zij die dit het meest verdienden; want God kent alle dingen.
لَّقَدْ صَدَقَ اللَّهُ رَسُولَهُ الرُّؤْيَا بِالْحَقِّ ۖ لَتَدْخُلُنَّ الْمَسْجِدَ الْحَرَامَ إِن شَاءَ اللَّهُ آمِنِينَ مُحَلِّقِينَ رُءُوسَكُمْ وَمُقَصِّرِينَ لَا تَخَافُونَ ۖ فَعَلِمَ مَا لَمْ تَعْلَمُوا فَجَعَلَ مِن دُونِ ذَٰلِكَ فَتْحًا قَرِيبًا
( 27 )
Thans heeft God het visioen van zijnen gezant in waarheid verwezenlijkt , zeggende: Gij zult zekerlijk, indien het Gode behaagt, den heiligen tempel van Mekka met volkomen zekerheid binnentreden; met geschoren hoofden en gesneden haren: gij zult niet vreezen; want God kent wat gij niet weet, en hij heeft u, buitendien, eene spoedige overwinning toegezegd.
هُوَ الَّذِي أَرْسَلَ رَسُولَهُ بِالْهُدَىٰ وَدِينِ الْحَقِّ لِيُظْهِرَهُ عَلَى الدِّينِ كُلِّهِ ۚ وَكَفَىٰ بِاللَّهِ شَهِيدًا
( 28 )
Hij is het, die zijnen gezant met de leiding en den godsdienst der waarheid heeft gezonden, om die boven elken anderen godsdienst te verheffen; en God is daarvoor een toereikende getuige.
مُّحَمَّدٌ رَّسُولُ اللَّهِ ۚ وَالَّذِينَ مَعَهُ أَشِدَّاءُ عَلَى الْكُفَّارِ رُحَمَاءُ بَيْنَهُمْ ۖ تَرَاهُمْ رُكَّعًا سُجَّدًا يَبْتَغُونَ فَضْلًا مِّنَ اللَّهِ وَرِضْوَانًا ۖ سِيمَاهُمْ فِي وُجُوهِهِم مِّنْ أَثَرِ السُّجُودِ ۚ ذَٰلِكَ مَثَلُهُمْ فِي التَّوْرَاةِ ۚ وَمَثَلُهُمْ فِي الْإِنجِيلِ كَزَرْعٍ أَخْرَجَ شَطْأَهُ فَآزَرَهُ فَاسْتَغْلَظَ فَاسْتَوَىٰ عَلَىٰ سُوقِهِ يُعْجِبُ الزُّرَّاعَ لِيَغِيظَ بِهِمُ الْكُفَّارَ ۗ وَعَدَ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ مِنْهُم مَّغْفِرَةً وَأَجْرًا عَظِيمًا
( 29 )
Mahomet is Gods gezant; en zij die met hem zijn, zijn vreeselijk omtrent de ongeloovigen, maar barmhartig omtrent elkander. Gij zult hen zien, nederbuigende en knielende, eene belooning van God en zijne gunst trachten te verkrijgen. Hunne teekenen zijn in hunne aangezichten en zijn kenmerken van hunne herhaalde nederbuigingen. Dit is hunne beschrijving in den Pentateuchus en hunne beschrijving in het Evangelie; zij zijn als zaad, dat zijne stengels voortbrengt, en krachtig; wordt en zwelt in de aar; zich op den steel verheft en den zaaier verrukt. Zoo worden de Moslems beschreven; opdat de ongeloovigen met afgunst omtrent hen mogen vervuld zijn. God heeft diegenen hunner welke gelooven, en goede werken doen, vergiffenis en eene ruime belooning toegezegd.